Tenminste honderd belangstellenden kwamen samen in de Centrale Bibliotheek aan het Spui in Den Haag om te horen hoe het gesteld is met de (blad)muziekarchieven in ons land en hoe het zo ver heeft kunnen komen. Als informatiespecialist bij een van de door de drastische bezuinigingen opgeheven of kaalgeslagen instituten – de Muziekbibliotheek van de Omroep – had ik daar al wel een idee van. Het is niet overdreven om te beweren dat in de huidige situatie sprake is van een sterfhuisconstructie.
Ik trof in Studio B vele vakgenoten en bekenden, onder wie zelfs een Vlaamse collega (Johan Eeckeloo), die vanuit de Belgische residentie naar de Nederlandse was gekomen. We werden verwelkomd door dagvoorzitter Stephan Sanders en plaatsvervangend bibliotheekdirecteur Paul Broekhoff. ‘De grote opkomst toont aan dat het muzikale erfgoed velen na aan het hart ligt’ constateerde Jacqueline Oskamp verheugd aan het begin van haar exposé.
De schrijver had voor haar cultuurgeschiedkundige monografie Een behoorlijk kabaal onderzoek gedaan in muziekarchieven en vastgesteld dat ‘ons muzikale geheugen nu is weggestopt in de bezemkast, onvindbaar voor wie niet de weg weet‘. Volgens Oskamp voelt de Nederlandse overheid zich niet verantwoordelijk voor het nationale muzikale erfgoed (of gedraagt zich op zijn minst zo). Ze ziet hiervoor drie belangrijke redenen, die ze in haar boek uitgebreid over het voetlicht brengt:
• het cultuurrelativisme samen met gebrek aan idealen en visionaire gedachten
• het neoliberale gedachtengoed, waarin een instelling pas van waarde is als die zichzelf financieel kan bedruipen
• het geloof dat digitalisering tot belangrijke (kosten)reductie kan leiden waar het opslagruimte en personeel betreft
Frits Zwart, directeur van het Nederlands Muziek Instituut, toonde vervolgens de relevantie van de muziekarchieven aan. Hij wees op de recent verschenen Röntgen- en Van Gilse-series op het Duitse (!) cd-label CPO, Bas van Puttens biografie van Peter Schat, Willem Jan Cevaals monografie over Hendrik Andriessen en Albert de Klerk, Ian Borthwicks geannoteerde recensieverzameling van Jan Mul en de bekroonde cd-serie met cellosonates van vaderlandse componisten, uitgevoerd door de bevlogen Frans van Ruth en Doris Hochscheid. Ook Thea Derks had naar eigen zeggen haar Reinbert de Leeuw-biografie niet zonder de muziekarchieven kunnen schrijven. Volgens Zwart zou gedegen musicologisch bronnenonderzoek tevens een ander licht werpen op de verguisde componist Henk Badings.
Jazz-onderzoeker en -docent Loes Rusch brak een lans voor de voorwerpen die verschillende muziekculturen duiden en die - mits tentoongesteld - mensen kunnen inspireren. Ook wees zij op het eminente belang van archiefmedewerkers, wier inhoudelijke kennis naar nieuwe en diepere inzichten leidt: 'Want je weet niet wat je niet weet'.
Componist Daan Manneke vertelde in een persoonlijk relaas dat de vondst van een opname in het Instituut voor Beeld en Geluid ‘het begin was van de interesse in mijn eigen (muzikale) geschiedenis‘.
Tentoonstelling van door Joyce Vanderfeesten gemaakte foto's in de getroffen muziekarchieven (middelste vijf geschoten in MCO-kelders) |
De laatst geprogrammeerde spreker was Sander van Maas, die - als vertegenwoordiger de Raad van Cultuur - inzicht gaf in de analyse die de Raad maakt van de situatie in de sector na de bezuinigingsslag van vier jaar geleden. Hij benadrukte dat het ook in archieven gaat om mensen, dat het bieden van context een belangrijk aspect is van het archiefwerk en dat het de taak van de Raad is om oog te hebben voor de gehele sector.
Er werd overigens niet alleen gesproken over muziek. Dankzij violist Heleen Hulst en pianist Gerard Bouwhuis maakten de aanwezigen kennis met composities van Daniël Ruyneman en Daan Manneke.
Toen Jacqueline Oskamp haar boek had aangeboden aan concertprogrammeur David Dramm (‘Het weeshuis van de Nederlandse Muziek is een actiegroep voor onterecht vergeten composities. Wij herstellen het geheugenverlies.‘) en Den Haags cultuurwethouder Joris Wijsmuller hadden de aanwezigen een duidelijk beeld van de kaalslag in en de waarde van muziekarchieven.
De vraag die we, nu het ijzer heet is, snel moeten beantwoorden is 'Hoe nu verder?'. De krachten bundelen en zorgen dat de inzichten van vandaag leiden tot steun voor morgen, zou ik zeggen.
Gelukkig is in Hilversum sinds juni een begin gemaakt met een hoopgevend project, waarbij een groot deel van het 'radiorepertoire' (bladmuziek van voornamelijk lichte (!) muziek) zal worden gedigitaliseerd (en zo veel mogelijk online beschikbaar gesteld).
Lees ook het artikel van het Reformatorisch Dagblad.